aandoenlijk

Dutch

Etymology

From aandoen +‎ -lijk.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌaːnˈdun.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧doen‧lijk

Adjective

aandoenlijk (comparative aandoenlijker, superlative aandoenlijkst)

  1. moving, touching (stirring one's emotion, especially pity, sadness and empathy)
    Synonyms: aangrijpend, roerend
  2. (obsolete) sensitive, sentimental

Declension

Declension of aandoenlijk
uninflected aandoenlijk
inflected aandoenlijke
comparative aandoenlijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial aandoenlijk aandoenlijker het aandoenlijkst
het aandoenlijkste
indefinite m./f. sing. aandoenlijke aandoenlijkere aandoenlijkste
n. sing. aandoenlijk aandoenlijker aandoenlijkste
plural aandoenlijke aandoenlijkere aandoenlijkste
definite aandoenlijke aandoenlijkere aandoenlijkste
partitive aandoenlijks aandoenlijkers

Derived terms

  • aandoenlijkheid

Descendants

  • Afrikaans: aandoenlik
  • West Frisian: oandwaanlik (calque)