aangrijpbaar

Dutch

Etymology

From aangrijpen +‎ -baar.

Pronunciation

  • Hyphenation: aan‧grijp‧baar

Adjective

aangrijpbaar (comparative aangrijpbaarder, superlative aangrijpbaarst)

  1. graspable

Declension

Declension of aangrijpbaar
uninflected aangrijpbaar
inflected aangrijpbare
comparative aangrijpbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial aangrijpbaar aangrijpbaarder het aangrijpbaarst
het aangrijpbaarste
indefinite m./f. sing. aangrijpbare aangrijpbaardere aangrijpbaarste
n. sing. aangrijpbaar aangrijpbaarder aangrijpbaarste
plural aangrijpbare aangrijpbaardere aangrijpbaarste
definite aangrijpbare aangrijpbaardere aangrijpbaarste
partitive aangrijpbaars aangrijpbaarders —
This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.