aanvoerder

Dutch

Etymology

From aanvoeren +‎ -er.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːnˌvur.dər/, [-vuːr-]
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧voer‧der

Noun

aanvoerder m (plural aanvoerders, diminutive aanvoerdertje n, feminine aanvoerster)

  1. leader
    Feyenoord was de aanvoerder van de competitie. Waarschijnlijk zullen ze kampioen worden.Feyenoord was the leader of the competition. They will probably become champions.
  2. (sports) captain
    Jens Toornstra is de nieuwe aanvoerder van Feyenoord.Jens Toornstra is the new captain of Feyenoord.

Derived terms