achterpiek
Dutch
Etymology
From
achter
+
piek
.
Pronunciation
Hyphenation:
ach‧ter‧piek
Noun
achterpiek
f
(
plural
achterpieken
,
diminutive
achterpiekje
n
)
afterpeak
Coordinate term:
voorpiek
Descendants
→
Polish:
achterpik
,
afterpik
→
Russian:
ахтерпи́к
(
axterpík
)