afwendbaar

Dutch

Etymology

From afwenden +‎ -baar.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɑfˈʋɛnt.baːr/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: af‧wend‧baar

Adjective

afwendbaar (comparative afwendbaarder, superlative afwendbaarst)

  1. preventable, avoidable (that can be prevented or avoided)
    Antonym: onafwendbaar

Declension

Declension of afwendbaar
uninflected afwendbaar
inflected afwendbare
comparative afwendbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial afwendbaar afwendbaarder het afwendbaarst
het afwendbaarste
indefinite m./f. sing. afwendbare afwendbaardere afwendbaarste
n. sing. afwendbaar afwendbaarder afwendbaarste
plural afwendbare afwendbaardere afwendbaarste
definite afwendbare afwendbaardere afwendbaarste
partitive afwendbaars afwendbaarders —

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.