afwezigheid

Dutch

Etymology

From afwezig +‎ -heid.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɑfˈʋeː.zəx.ɦɛi̯t/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: af‧we‧zig‧heid

Noun

afwezigheid f (plural afwezigheden, diminutive afwezigheidje n)

  1. absence
    Antonym: aanwezigheid

Derived terms

Descendants

  • Afrikaans: afwesigheid