algemeenzaam

Dutch

Etymology

From algemeen +‎ -zaam and al +‎ gemeenzaam.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɑl.ɣəˈmeːn.zaːm/
  • Hyphenation: al‧ge‧meen‧zaam

Adjective

algemeenzaam (comparative algemeenzamer, superlative algemeenzaamst)

  1. (dated) public, available or accessible to the public
  2. (literary) familiar, intimate

Declension

Declension of algemeenzaam
uninflected algemeenzaam
inflected algemeenzame
comparative algemeenzamer
positive comparative superlative
predicative/adverbial algemeenzaam algemeenzamer het algemeenzaamst
het algemeenzaamste
indefinite m./f. sing. algemeenzame algemeenzamere algemeenzaamste
n. sing. algemeenzaam algemeenzamer algemeenzaamste
plural algemeenzame algemeenzamere algemeenzaamste
definite algemeenzame algemeenzamere algemeenzaamste
partitive algemeenzaams algemeenzamers

Further reading