alsmaar
Dutch
Etymology
From al (“all”) + maar (“but”). This etymology is incomplete. You can help Wiktionary by elaborating on the origins of this term. frequently said to be from Yiddish?
Pronunciation
- IPA(key): /ˈɑls.maːr/
Audio: (file) - Hyphenation: als‧maar
Adverb
alsmaar
- all the time
- Hij is alsmaar aan het werk.
- He is always working.
- De situatie wordt alsmaar erger.
- The situation keeps getting worse.
- Hij is alsmaar aan het werk.
Usage notes
The variant alsmaar is widely used in spoken language, but not accepted by everyone, it is therefore advised to write almaar.[1]
Synonyms
- almaar, al maar, de hele tijd, voortdurend, steeds
Derived terms
- al maar door
Descendants
- Negerhollands: alma