bedrijf
Dutch
Pronunciation
- IPA(key): /bəˈdrɛi̯f/
Audio: (file) - Hyphenation: be‧drijf
- Rhymes: -ɛi̯f
Etymology 1
From Middle Dutch bedrijf. Equivalent to a deverbal from bedrijven. Compare German Betrieb.
Noun
bedrijf n (plural bedrijven, diminutive bedrijfje n)
- business, economic activity
- (formal) profession [From 1507]
- company, firm, corporation
- En het bedrijf bood me mijn huidige baan in Nederland aan. — And the company offered me my current job in the Netherlands.
- (theater) act, major unit in a theatre piece [From 1610]
Derived terms
- bedrijfsbeëindiging
- bedrijfsklimaat
- bedrijfsleider
- bedrijfsleven
- bedrijfsongeval
- bedrijfsopleiding
- bedrijfsrevisor
- bedrijfsruimte
- bedrijfswagen
- bedrijfszetel
- bedrijventerrein
- bergingsbedrijf
- bosbedrijf
Descendants
- Afrikaans: bedryf
- → Caribbean Javanese: bedrèf
- →? German: Betrieb
- → Papiamentu: bedrijf (dated)
- → Sranan Tongo: bedrèif
- → Walloon: bedrieff
Etymology 2
See the etymology of the corresponding lemma form.
Verb
bedrijf
- inflection of bedrijven:
- first-person singular present indicative
- (in case of inversion) second-person singular present indicative
- imperative