demonteerbaar

Dutch

Etymology

From demonteren +‎ -baar.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌdeː.mɔnˈteːr.baːr/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: de‧mon‧teer‧baar

Adjective

demonteerbaar (comparative demonteerbaarder, superlative demonteerbaarst)

  1. dismountable

Declension

Declension of demonteerbaar
uninflected demonteerbaar
inflected demonteerbare
comparative demonteerbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial demonteerbaar demonteerbaarder het demonteerbaarst
het demonteerbaarste
indefinite m./f. sing. demonteerbare demonteerbaardere demonteerbaarste
n. sing. demonteerbaar demonteerbaarder demonteerbaarste
plural demonteerbare demonteerbaardere demonteerbaarste
definite demonteerbare demonteerbaardere demonteerbaarste
partitive demonteerbaars demonteerbaarders