gevaren

See also: gevären

Dutch

Pronunciation

  • Audio:(file)
  • Rhymes: -aːrən

Noun

gevaren

  1. plural of gevaar

Participle

gevaren

  1. past participle of varen

Declension

Declension of gevaren
uninflected gevaren
inflected gevaren
positive
predicative/adverbial gevaren
indefinite m./f. sing. gevaren
n. sing. gevaren
plural gevaren
definite gevaren
partitive gevarens