huiszwaluw
Dutch
Etymology
Compound of huis (“house”) + zwaluw (“swallow”).
Pronunciation
- IPA(key): /ˈɦœy̯ˌsʋaː.lyu̯/
Audio: (file) - Hyphenation: huis‧zwa‧luw
Noun
huiszwaluw f (plural huiszwaluwen, diminutive huiszwaluwtje n)
- the house martin, common house martin, Delichon urbicum
- De huiszwaluw is een kleine zangvogel die vaak nestelt onder de dakranden van huizen.
- The house martin is a small songbird that often nests under the eaves of houses.
Further reading
- huiszwaluw on the Dutch Wikipedia.Wikipedia nl