kraakbeen
Dutch
Etymology
From kraken (“to crack”) + been (“bone”).
Pronunciation
Audio: (file) - Hyphenation: kraak‧been
Noun
kraakbeen n (plural kraakbeenderen or kraakbenen, diminutive kraakbeentje n)
Derived terms
- kraakbeenfistel
- kraakbeenkapsel
- kraakbeenlijm
- kraakbeensnede
- kraakbeenvis
- kraakbeenvlies
- kraakbenig
- bekerkraakbeen
- hoefkraakbeen
- netkraakbeen
- ribbekraakbeen
- ribkraakbeen
- strottenhoofdskraakbeen
- vezelkraakbeen