ondoorzichtig

Dutch

Etymology

From on- +‎ doorzichtig.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɔn.doːrˈzɪx.təx/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: on‧door‧zich‧tig

Adjective

ondoorzichtig (not comparable)

  1. opaque

Declension

Declension of ondoorzichtig
uninflected ondoorzichtig
inflected ondoorzichtige
comparative
positive
predicative/adverbial ondoorzichtig
indefinite m./f. sing. ondoorzichtige
n. sing. ondoorzichtig
plural ondoorzichtige
definite ondoorzichtige
partitive ondoorzichtigs

Antonyms

Derived terms