ongepast

Dutch

Etymology

From on- +‎ gepast.

Pronunciation

  • Audio:(file)
  • Hyphenation: on‧ge‧past

Adjective

ongepast (comparative ongepaster, superlative meest ongepast or ongepastst)

  1. inappropriate
    Antonym: gepast

Declension

Declension of ongepast
uninflected ongepast
inflected ongepaste
comparative ongepaster
positive comparative superlative
predicative/adverbial ongepast ongepaster het ongepastst
het ongepastste
indefinite m./f. sing. ongepaste ongepastere ongepastste
n. sing. ongepast ongepaster ongepastste
plural ongepaste ongepastere ongepastste
definite ongepaste ongepastere ongepastste
partitive ongepasts ongepasters

Derived terms

Adverb

ongepast

  1. inappropriately