ontegenzeggelijk

Dutch

Alternative forms

  • ontegenzeglijk

Etymology

From on- +‎ tegenzeggelijk.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɔn.teː.ɣə(n)ˈzɛ.ɣə.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: on‧te‧gen‧zeg‧ge‧lijk

Adjective

ontegenzeggelijk (comparative ontegenzeggelijker, superlative ontegenzeggelijkst)

  1. indisputable, undeniable, incontrovertible [from early 18th c.]

Declension

Declension of ontegenzeggelijk
uninflected ontegenzeggelijk
inflected ontegenzeggelijke
comparative ontegenzeggelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial ontegenzeggelijk ontegenzeggelijker het ontegenzeggelijkst
het ontegenzeggelijkste
indefinite m./f. sing. ontegenzeggelijke ontegenzeggelijkere ontegenzeggelijkste
n. sing. ontegenzeggelijk ontegenzeggelijker ontegenzeggelijkste
plural ontegenzeggelijke ontegenzeggelijkere ontegenzeggelijkste
definite ontegenzeggelijke ontegenzeggelijkere ontegenzeggelijkste
partitive ontegenzeggelijks ontegenzeggelijkers

Derived terms

  • ontegenzeggelijkheid

Descendants

  • Afrikaans: onteenseglik