ontzeggend

Dutch

Pronunciation

  • Audio:(file)

Participle

ontzeggend

  1. present participle of ontzeggen

Declension

Declension of ontzeggend
uninflected ontzeggend
inflected ontzeggende
positive
predicative/adverbial ontzeggend
ontzeggende
indefinite m./f. sing. ontzeggende
n. sing. ontzeggend
plural ontzeggende
definite ontzeggende
partitive ontzeggends