onvermurwbaar

Dutch

Etymology

From on- (un-) +‎ vermurwbaar (mollifiable).

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɔn.vərˈmʏrv.baːr/
  • Audio:(file)

Adjective

onvermurwbaar (comparative onvermurwbaarder, superlative onvermurwbaarst)

  1. (somewhat formal or literary) unmollifiable
    Antonym: vermurwbaar

Declension

Declension of onvermurwbaar
uninflected onvermurwbaar
inflected onvermurwbare
comparative onvermurwbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial onvermurwbaar onvermurwbaarder het onvermurwbaarst
het onvermurwbaarste
indefinite m./f. sing. onvermurwbare onvermurwbaardere onvermurwbaarste
n. sing. onvermurwbaar onvermurwbaarder onvermurwbaarste
plural onvermurwbare onvermurwbaardere onvermurwbaarste
definite onvermurwbare onvermurwbaardere onvermurwbaarste
partitive onvermurwbaars onvermurwbaarders

Derived terms