opgegroeid

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈɔpˌɣəɣrui̯t/
  • Audio:(file)

Participle

opgegroeid

  1. past participle of opgroeien

Declension

Declension of opgegroeid
uninflected opgegroeid
inflected opgegroeide
positive
predicative/adverbial opgegroeid
indefinite m./f. sing. opgegroeide
n. sing. opgegroeid
plural opgegroeide
definite opgegroeide
partitive opgegroeids