scheldziek

Dutch

Etymology

From schelden +‎ ziek.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈsxɛlt.sik/
  • Hyphenation: scheld‧ziek

Adjective

scheldziek (comparative scheldzieker, superlative scheldziekst)

  1. (rare) prone to swearing

Declension

Declension of scheldziek
uninflected scheldziek
inflected scheldzieke
comparative scheldzieker
positive comparative superlative
predicative/adverbial scheldziek scheldzieker het scheldziekst
het scheldziekste
indefinite m./f. sing. scheldzieke scheldziekere scheldziekste
n. sing. scheldziek scheldzieker scheldziekste
plural scheldzieke scheldziekere scheldziekste
definite scheldzieke scheldziekere scheldziekste
partitive scheldzieks scheldziekers —
This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.