slechtgehumeurd
Dutch
Etymology
From slecht + gehumeurd.
Pronunciation
- IPA(key): /ˌslɛxtɣəɦyˈmøːrt/
Audio: (file)
Adjective
slechtgehumeurd (comparative slechtgehumeurder, superlative slechtgehumeurdst)
- in a bad mood
Synonyms
- (ill-tempered): ontstemd, slechtgezind, gemelijk, met het verkeerde been uit bed gestapt
References
- Van Dale, 11. edition (1984)