snoezelend

Dutch

Pronunciation

  • Audio:(file)

Participle

snoezelend

  1. present participle of snoezelen

Declension

Declension of snoezelend
uninflected snoezelend
inflected snoezelende
positive
predicative/adverbial snoezelend
snoezelende
indefinite m./f. sing. snoezelende
n. sing. snoezelend
plural snoezelende
definite snoezelende
partitive snoezelends