speelbaar

Dutch

Etymology

From spelen +‎ -baar.

Pronunciation

  • Audio:(file)

Adjective

speelbaar (comparative speelbaarder, superlative speelbaarst)

  1. playable
  2. performable

Declension

Declension of speelbaar
uninflected speelbaar
inflected speelbare
comparative speelbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial speelbaar speelbaarder het speelbaarst
het speelbaarste
indefinite m./f. sing. speelbare speelbaardere speelbaarste
n. sing. speelbaar speelbaarder speelbaarste
plural speelbare speelbaardere speelbaarste
definite speelbare speelbaardere speelbaarste
partitive speelbaars speelbaarders