supergoed

Dutch

Etymology

From super- +‎ goed (good).

Pronunciation

  • Audio:(file)

Adjective

supergoed (comparative supergoeder, superlative supergoedst)

  1. (informal) very good
    Synonyms: keigoed, steengoed, stikgoed, uitstekend, uitmuntend

Declension

Declension of supergoed
uninflected supergoed
inflected supergoede
comparative supergoeder
positive comparative superlative
predicative/adverbial supergoed supergoeder het supergoedst
het supergoedste
indefinite m./f. sing. supergoede supergoedere supergoedste
n. sing. supergoed supergoeder supergoedste
plural supergoede supergoedere supergoedste
definite supergoede supergoedere supergoedste
partitive supergoeds supergoeders