tegemoetzien

Dutch

Etymology

From tegemoet +‎ zien.

Pronunciation

  • Audio:(file)
  • Hyphenation: te‧ge‧moet‧zien

Verb

tegemoetzien

  1. to expect, await
    Synonym: verwachten

Conjugation

Conjugation of tegemoetzien (strong class 5, irregular, separable)
infinitive tegemoetzien
past singular zag tegemoet
past participle tegemoetgezien
infinitive tegemoetzien
gerund tegemoetzien n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular zie tegemoet zag tegemoet tegemoetzie tegemoetzag
2nd person sing. (jij) ziet tegemoet, zie tegemoet2 zag tegemoet tegemoetziet tegemoetzag
2nd person sing. (u) ziet tegemoet zag tegemoet tegemoetziet tegemoetzag
2nd person sing. (gij) ziet tegemoet zaagt tegemoet tegemoetziet tegemoetzaagt
3rd person singular ziet tegemoet zag tegemoet tegemoetziet tegemoetzag
plural zien tegemoet zagen tegemoet tegemoetzien tegemoetzagen
subjunctive sing.1 zie tegemoet zage tegemoet tegemoetzie tegemoetzage
subjunctive plur.1 zien tegemoet zagen tegemoet tegemoetzien tegemoetzagen
imperative sing. zie tegemoet
imperative plur.1 ziet tegemoet
participles tegemoetziend tegemoetgezien
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.