verbasteren

Dutch

Etymology

Derived from bastaard, equivalent to bastaard +‎ ver- -en.

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

verbasteren

  1. to degenerate

Conjugation

Conjugation of verbasteren (weak, prefixed)
infinitive verbasteren
past singular verbasterde
past participle verbasterd
infinitive verbasteren
gerund verbasteren n
present tense past tense
1st person singular verbaster verbasterde
2nd person sing. (jij) verbastert, verbaster2 verbasterde
2nd person sing. (u) verbastert verbasterde
2nd person sing. (gij) verbastert verbasterde
3rd person singular verbastert verbasterde
plural verbasteren verbasterden
subjunctive sing.1 verbastere verbasterde
subjunctive plur.1 verbasteren verbasterden
imperative sing. verbaster
imperative plur.1 verbastert
participles verbasterend verbasterd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms