verwijtbaar

Dutch

Etymology

From verwijten (“to blame”) +‎ -baar.

Pronunciation

  • Audio:(file)

Adjective

verwijtbaar (comparative verwijtbaarder, superlative verwijtbaarst)

  1. culpable, blameworthy

Declension

Declension of verwijtbaar
uninflected verwijtbaar
inflected verwijtbaare
comparative verwijtbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial verwijtbaar verwijtbaarder het verwijtbaarst
het verwijtbaarste
indefinite m./f. sing. verwijtbaare verwijtbaardere verwijtbaarste
n. sing. verwijtbaar verwijtbaarder verwijtbaarste
plural verwijtbaare verwijtbaardere verwijtbaarste
definite verwijtbaare verwijtbaardere verwijtbaarste
partitive verwijtbaars verwijtbaarders —

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.