voor de hand liggend

Dutch

Alternative forms

  • voordehandliggend, voor-de-hand-liggend

Etymology

Present participle of voor de hand liggen.

Adjective

voor de hand liggend (comparative voor de hand liggender, superlative voor de hand liggendst)

  1. obvious, apparent

Declension

Declension of voor de hand liggend
uninflected voor de hand liggend
inflected voor de hand liggende
comparative voor de hand liggender
positive comparative superlative
predicative/adverbial voor de hand liggend voor de hand liggender het voor de hand liggendst
het voor de hand liggendste
indefinite m./f. sing. voor de hand liggende voor de hand liggendere voor de hand liggendste
n. sing. voor de hand liggend voor de hand liggender voor de hand liggendste
plural voor de hand liggende voor de hand liggendere voor de hand liggendste
definite voor de hand liggende voor de hand liggendere voor de hand liggendste
partitive voor de hand liggends voor de hand liggenders