voor de hand liggend
Dutch
Alternative forms
- voordehandliggend, voor-de-hand-liggend
Etymology
Present participle of voor de hand liggen.
Adjective
voor de hand liggend (comparative voor de hand liggender, superlative voor de hand liggendst)
Declension
| Declension of voor de hand liggend | ||||
|---|---|---|---|---|
| uninflected | voor de hand liggend | |||
| inflected | voor de hand liggende | |||
| comparative | voor de hand liggender | |||
| positive | comparative | superlative | ||
| predicative/adverbial | voor de hand liggend | voor de hand liggender | het voor de hand liggendst het voor de hand liggendste | |
| indefinite | m./f. sing. | voor de hand liggende | voor de hand liggendere | voor de hand liggendste |
| n. sing. | voor de hand liggend | voor de hand liggender | voor de hand liggendste | |
| plural | voor de hand liggende | voor de hand liggendere | voor de hand liggendste | |
| definite | voor de hand liggende | voor de hand liggendere | voor de hand liggendste | |
| partitive | voor de hand liggends | voor de hand liggenders | — | |