voordracht
Dutch
Etymology
From voordragen (“to present”). Equivalent to voor- + dracht or voordragen (“to propose, present”) + -t (“verbal noun”).
Pronunciation
Audio: (file)
Noun
voordracht f (plural voordrachten, diminutive voordrachtje n)
From voordragen (“to present”). Equivalent to voor- + dracht or voordragen (“to propose, present”) + -t (“verbal noun”).
| Audio: | (file) |
voordracht f (plural voordrachten, diminutive voordrachtje n)