vreemdeling
Afrikaans
Etymology
From Dutch vreemdeling, from German Fremdling. Equivalent to vreemd + -e- + -ling.
Pronunciation
- IPA(key): /ˈfrɪə̯m.dəˌləŋ/
Noun
vreemdeling (plural vreemdelinge, diminutive vreemdelinkie or vreemdelingetje)
Derived terms
- vreemdelingehaat
Dutch
Etymology
Borrowed from German Fremdling. Equivalent to vreemd + -e- + -ling.
Pronunciation
- IPA(key): /ˈvreːm.dəˌlɪŋ/
Audio: (file) - Hyphenation: vreem‧de‧ling
Noun
vreemdeling m (plural vreemdelingen, diminutive vreemdelingetje n, feminine vreemdelinge)
- stranger (unfamiliar person hailing from elsewhere) [from 16th c.]
- foreigner [from 16th c.]
- Synonyms: allochtoon, buitenlander
Derived terms
- vreemdelingenhaat
- vreemdelingenverkeer
- vreemdeling in Jeruzalem
- vreemdelingschap
Descendants
- Afrikaans: vreemdeling
- → West Frisian: frjemdling (calque)