vroeggeboren

Dutch

Etymology

Univerbation of vroeg +‎ geboren.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌvru.xəˈboː.rə(n)/, /ˈvru.xəˌboː.rə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: vroeg‧ge‧bo‧ren
  • Rhymes: -oːrən

Adjective

vroeggeboren (not comparable)

  1. prematurely born

Declension

Declension of vroeggeboren
uninflected vroeggeboren
inflected vroeggeboren
comparative
positive
predicative/adverbial vroeggeboren
indefinite m./f. sing. vroeggeboren
n. sing. vroeggeboren
plural vroeggeboren
definite vroeggeboren
partitive vroeggeborens

Derived terms