zijdehoen
Dutch
Etymology
Compound of zijde (“silk”) + hoen (“fowl; chicken”).
Pronunciation
- IPA(key): /ˈzɛi̯.dəˌɦun/
Audio: (file) - Hyphenation: zij‧de‧hoen
Noun
zijdehoen n (plural zijdehoenders or zijdehoenderen, diminutive zijdehoentje n)
Compound of zijde (“silk”) + hoen (“fowl; chicken”).
Audio: | (file) |
zijdehoen n (plural zijdehoenders or zijdehoenderen, diminutive zijdehoentje n)