aantekenen

Dutch

Etymology

From aan +‎ tekenen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːnˌteːkənə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧te‧ke‧nen

Verb

aantekenen

  1. (transitive) to jot down, to write down, to note
    Teken het aan!
    Write it down!
  2. (transitive, law) to appeal

Conjugation

Conjugation of aantekenen (weak, separable)
infinitive aantekenen
past singular tekende aan
past participle aangetekend
infinitive aantekenen
gerund aantekenen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular teken aan tekende aan aanteken aantekende
2nd person sing. (jij) tekent aan, teken aan2 tekende aan aantekent aantekende
2nd person sing. (u) tekent aan tekende aan aantekent aantekende
2nd person sing. (gij) tekent aan tekende aan aantekent aantekende
3rd person singular tekent aan tekende aan aantekent aantekende
plural tekenen aan tekenden aan aantekenen aantekenden
subjunctive sing.1 tekene aan tekende aan aantekene aantekende
subjunctive plur.1 tekenen aan tekenden aan aantekenen aantekenden
imperative sing. teken aan
imperative plur.1 tekent aan
participles aantekenend aangetekend
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms