allemachtig

Dutch

Etymology

From almachtig with shwa insertion.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɑ.ləˈmɑx.təx/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: al‧le‧mach‧tig

Interjection

allemachtig

  1. An expression of surprise or excitement: oh my God!, holy macaroni, God Almighty!
    Allemachtig! Achtentachtig krachtige vrachtwagens brachten prachtige, zachte vachten.
    Oh my! Eighty-eight powerful trucks brought beautiful, soft furs.

Adjective

allemachtig (comparative allemachtiger, superlative allemachtigst)

  1. (colloquial) alternative form of almachtig

Declension

Declension of allemachtig
uninflected allemachtig
inflected allemachtige
comparative allemachtiger
positive comparative superlative
predicative/adverbial allemachtig allemachtiger het allemachtigst
het allemachtigste
indefinite m./f. sing. allemachtige allemachtigere allemachtigste
n. sing. allemachtig allemachtiger allemachtigste
plural allemachtige allemachtigere allemachtigste
definite allemachtige allemachtigere allemachtigste
partitive allemachtigs allemachtigers