bekenzaam

Dutch

Etymology

From bekennen +‎ -zaam.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌbəˈkɛn.zaːm/
  • Hyphenation: be‧ken‧zaam

Adjective

bekenzaam (comparative bekenzamer, superlative bekenzaamst)

  1. (obsolete) knowing, knowledgeable

Declension

Declension of bekenzaam
uninflected bekenzaam
inflected bekenzame
comparative bekenzamer
positive comparative superlative
predicative/adverbial bekenzaam bekenzamer het bekenzaamst
het bekenzaamste
indefinite m./f. sing. bekenzame bekenzamere bekenzaamste
n. sing. bekenzaam bekenzamer bekenzaamste
plural bekenzame bekenzamere bekenzaamste
definite bekenzame bekenzamere bekenzaamste
partitive bekenzaams bekenzamers

Derived terms

  • bekenzaamheid

Further reading