bekoorlijk

Dutch

Etymology

From bekoren +‎ -lijk.

Pronunciation

  • IPA(key): /bəˈkoːr.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: be‧koor‧lijk

Adjective

bekoorlijk (comparative bekoorlijker, superlative bekoorlijkst)

  1. attractive, appealing

Declension

Declension of bekoorlijk
uninflected bekoorlijk
inflected bekoorlijke
comparative bekoorlijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial bekoorlijk bekoorlijker het bekoorlijkst
het bekoorlijkste
indefinite m./f. sing. bekoorlijke bekoorlijkere bekoorlijkste
n. sing. bekoorlijk bekoorlijker bekoorlijkste
plural bekoorlijke bekoorlijkere bekoorlijkste
definite bekoorlijke bekoorlijkere bekoorlijkste
partitive bekoorlijks bekoorlijkers

Synonyms

Antonyms

Derived terms

  • bekoorlijkheid