bevooroordelen

Dutch

Etymology

From vooroordeel +‎ be- -en.

Pronunciation

  • IPA(key): /bəˈvoːrˌoːrdeːlə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: be‧voor‧oor‧de‧len

Verb

bevooroordelen

  1. to prejudice

Conjugation

Conjugation of bevooroordelen (weak, prefixed)
infinitive bevooroordelen
past singular bevooroordeelde
past participle bevooroordeeld
infinitive bevooroordelen
gerund bevooroordelen n
present tense past tense
1st person singular bevooroordeel bevooroordeelde
2nd person sing. (jij) bevooroordeelt, bevooroordeel2 bevooroordeelde
2nd person sing. (u) bevooroordeelt bevooroordeelde
2nd person sing. (gij) bevooroordeelt bevooroordeelde
3rd person singular bevooroordeelt bevooroordeelde
plural bevooroordelen bevooroordeelden
subjunctive sing.1 bevooroordele bevooroordeelde
subjunctive plur.1 bevooroordelen bevooroordeelden
imperative sing. bevooroordeel
imperative plur.1 bevooroordeelt
participles bevooroordelend bevooroordeeld
1) Archaic. 2) In case of inversion.