bewustmaken

Dutch

Etymology

From bewust +‎ maken.

Pronunciation

  • IPA(key): /bəˈʋʏstmaːkə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: be‧wust‧ma‧ken

Verb

bewustmaken

  1. to conscientize, to make aware

Conjugation

Conjugation of bewustmaken (weak, separable)
infinitive bewustmaken
past singular maakte bewust
past participle bewustgemaakt
infinitive bewustmaken
gerund bewustmaken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular maak bewust maakte bewust bewustmaak bewustmaakte
2nd person sing. (jij) maakt bewust, maak bewust2 maakte bewust bewustmaakt bewustmaakte
2nd person sing. (u) maakt bewust maakte bewust bewustmaakt bewustmaakte
2nd person sing. (gij) maakt bewust maakte bewust bewustmaakt bewustmaakte
3rd person singular maakt bewust maakte bewust bewustmaakt bewustmaakte
plural maken bewust maakten bewust bewustmaken bewustmaakten
subjunctive sing.1 make bewust maakte bewust bewustmake bewustmaakte
subjunctive plur.1 maken bewust maakten bewust bewustmaken bewustmaakten
imperative sing. maak bewust
imperative plur.1 maakt bewust
participles bewustmakend bewustgemaakt
1) Archaic. 2) In case of inversion.