denkbaar

Dutch

Etymology

From denken +‎ -baar.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈdɛŋk.baːr/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: denk‧baar

Adjective

denkbaar (comparative denkbaarder, superlative denkbaarst)

  1. conceivable, thinkable

Declension

Declension of denkbaar
uninflected denkbaar
inflected denkbare
comparative denkbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial denkbaar denkbaarder het denkbaarst
het denkbaarste
indefinite m./f. sing. denkbare denkbaardere denkbaarste
n. sing. denkbaar denkbaarder denkbaarste
plural denkbare denkbaardere denkbaarste
definite denkbare denkbaardere denkbaarste
partitive denkbaars denkbaarders

Antonyms