herbruiken

Dutch

Etymology

From her- +‎ bruiken.

Verb

herbruiken

  1. synonym of hergebruiken (“to reuse, recycle”)

Conjugation

Conjugation of herbruiken (weak, prefixed)
infinitive herbruiken
past singular herbruikte
past participle herbruikt
infinitive herbruiken
gerund herbruiken n
present tense past tense
1st person singular herbruik herbruikte
2nd person sing. (jij) herbruikt, herbruik2 herbruikte
2nd person sing. (u) herbruikt herbruikte
2nd person sing. (gij) herbruikt herbruikte
3rd person singular herbruikt herbruikte
plural herbruiken herbruikten
subjunctive sing.1 herbruike herbruikte
subjunctive plur.1 herbruiken herbruikten
imperative sing. herbruik
imperative plur.1 herbruikt
participles herbruikend herbruikt
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.