implementeren

Dutch

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

implementeren

  1. to implement

Conjugation

Conjugation of implementeren (weak)
infinitive implementeren
past singular implementeerde
past participle geïmplementeerd
infinitive implementeren
gerund implementeren n
present tense past tense
1st person singular implementeer implementeerde
2nd person sing. (jij) implementeert, implementeer2 implementeerde
2nd person sing. (u) implementeert implementeerde
2nd person sing. (gij) implementeert implementeerde
3rd person singular implementeert implementeerde
plural implementeren implementeerden
subjunctive sing.1 implementere implementeerde
subjunctive plur.1 implementeren implementeerden
imperative sing. implementeer
imperative plur.1 implementeert
participles implementerend geïmplementeerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.