legaliseren

Dutch

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

legaliseren

  1. to legalise (UK), legalize (US)

Conjugation

Conjugation of legaliseren (weak)
infinitive legaliseren
past singular legaliseerde
past participle gelegaliseerd
infinitive legaliseren
gerund legaliseren n
present tense past tense
1st person singular legaliseer legaliseerde
2nd person sing. (jij) legaliseert, legaliseer2 legaliseerde
2nd person sing. (u) legaliseert legaliseerde
2nd person sing. (gij) legaliseert legaliseerde
3rd person singular legaliseert legaliseerde
plural legaliseren legaliseerden
subjunctive sing.1 legalisere legaliseerde
subjunctive plur.1 legaliseren legaliseerden
imperative sing. legaliseer
imperative plur.1 legaliseert
participles legaliserend gelegaliseerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.