musicologie

Dutch

Etymology

Internationalism, likely from French musicologie.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌmy.zi.koː.loːˈɣi/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: mu‧si‧co‧lo‧gie

Noun

musicologie f (uncountable)

  1. musicology (study of music)
    • 1898, “Kunsten en wetenschappen [Arts and sciences]”, in De Telegraaf, volume 6, number 2019, page 2:
      Vincent d'Indy is benoemd tot leeraar in de moderne godsdienstige musicologie aan de „Schola Cantorum“ te Parijs.
      Vincent d'Indy is appointed as teacher of the modern religious musicology at the „Schola Cantorum“ in Paris.
    • 1960, Algemeen Handelsblad, volume 123, number 43161, page 14:
      Ds. De Jong werd in 1908 te Leiden geboren en studeerde theologie en musicologie te Utrecht.
      Ds. De Jong was born in Leiden and studied theology and musicology in Utrecht.
    • 1990, “Litouwen uit de Sowjet-Unie [Lithuania out of the Soviet Union]”, in Trouw, volume 48, number 13922, page 1:
      Landsbergis, professor musicologie aan het conservatorium in Vilnius, is nooit lid van de communistische partij geweest en werd als voorzitter van Sajudis gekozen twee weken na de oprichting van de beweging in oktober 1989.
      Landsbergis, a professor of musicology at the conservatorium in Vilnius, has never been a member of the communist party and was chosen as the chairperson of Sąjūdis two weeks after the establishment of the movement in October 1989.

Synonyms

References

French

Pronunciation

  • Audio:(file)

Noun

musicologie f (plural musicologies)

  1. musicology (study of music)

Further reading

Italian

Noun

musicologie f

  1. plural of musicologia

Anagrams