nachtbraken

Dutch

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

nachtbraken

  1. (Brabant) to stay up late at night

Conjugation

Conjugation of nachtbraken (weak)
infinitive nachtbraken
past singular nachtbraakte
past participle genachtbraakt
infinitive nachtbraken
gerund nachtbraken n
present tense past tense
1st person singular nachtbraak nachtbraakte
2nd person sing. (jij) nachtbraakt, nachtbraak2 nachtbraakte
2nd person sing. (u) nachtbraakt nachtbraakte
2nd person sing. (gij) nachtbraakt nachtbraakte
3rd person singular nachtbraakt nachtbraakte
plural nachtbraken nachtbraakten
subjunctive sing.1 nachtbrake nachtbraakte
subjunctive plur.1 nachtbraken nachtbraakten
imperative sing. nachtbraak
imperative plur.1 nachtbraakt
participles nachtbrakend genachtbraakt
1) Archaic. 2) In case of inversion.

References

This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.