nauwkeurig

Dutch

Alternative forms

Etymology

From nauw +‎ keur +‎ -ig.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌnɑu̯ˈkøː.rəx/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: nauw‧keu‧rig
  • Rhymes: -øːrəx

Adjective

nauwkeurig (comparative nauwkeuriger, superlative nauwkeurigst)

  1. precise, accurate
    Synonym: accuraat

Declension

Declension of nauwkeurig
uninflected nauwkeurig
inflected nauwkeurige
comparative nauwkeuriger
positive comparative superlative
predicative/adverbial nauwkeurig nauwkeuriger het nauwkeurigst
het nauwkeurigste
indefinite m./f. sing. nauwkeurige nauwkeurigere nauwkeurigste
n. sing. nauwkeurig nauwkeuriger nauwkeurigste
plural nauwkeurige nauwkeurigere nauwkeurigste
definite nauwkeurige nauwkeurigere nauwkeurigste
partitive nauwkeurigs nauwkeurigers

Derived terms

Descendants

  • Afrikaans: noukeurig
  • West Frisian: naukeurich