ondernemen

Dutch

Etymology

From onder- +‎ nemen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɔn.dərˈneː.mə(n)/
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -eːmən

Verb

ondernemen

  1. to undertake (an enterprise)
    Ze besloten een nieuw project te ondernemen.
    They decided to undertake a new project.

Conjugation

Conjugation of ondernemen (strong class 4, prefixed)
infinitive ondernemen
past singular ondernam
past participle ondernomen
infinitive ondernemen
gerund ondernemen n
present tense past tense
1st person singular onderneem ondernam
2nd person sing. (jij) onderneemt, onderneem2 ondernam
2nd person sing. (u) onderneemt ondernam
2nd person sing. (gij) onderneemt ondernaamt
3rd person singular onderneemt ondernam
plural ondernemen ondernamen
subjunctive sing.1 onderneme ondername
subjunctive plur.1 ondernemen ondernamen
imperative sing. onderneem
imperative plur.1 onderneemt
participles ondernemend ondernomen
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

Descendants

  • Afrikaans: onderneem
  • Negerhollands: onderneem