onhandelbaar

Dutch

Etymology

From on- (“un-”) +‎ handelbaar (“controllable”).

Pronunciation

  • Audio:(file)

Adjective

onhandelbaar (comparative onhandelbaarder, superlative onhandelbaarst)

  1. intractable, uncontrollable
    Antonym: handelbaar

Declension

Declension of onhandelbaar
uninflected onhandelbaar
inflected onhandelbare
comparative onhandelbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial onhandelbaar onhandelbaarder het onhandelbaarst
het onhandelbaarste
indefinite m./f. sing. onhandelbare onhandelbaardere onhandelbaarste
n. sing. onhandelbaar onhandelbaarder onhandelbaarste
plural onhandelbare onhandelbaardere onhandelbaarste
definite onhandelbare onhandelbaardere onhandelbaarste
partitive onhandelbaars onhandelbaarders —
This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.