oord
See also: Oord
English
Noun
oord (uncountable)
- Archaic form of urad.
Anagrams
Dutch
Etymology
From Middle Dutch ort, oort, from Old Dutch ort, from Proto-West Germanic *oʀd, from Proto-Germanic *uzdaz.
Pronunciation
- IPA(key): /oːrt/
Audio: (file) - Hyphenation: oord
- Rhymes: -oːrt
Noun
oord n (plural oorden, diminutive oordje n)
- (somewhat formal) place
- Synonym: plaats
- Hij vond een rustig oord in de bergen om te mediteren. ― He found a peaceful place in the mountains to meditate.
- Het dorpje is een idyllisch oord voor een ontspannen vakantie. ― The village is an idyllic place for a relaxing vacation.
Derived terms
- bedevaartsoord
- droomoord
- herstellingsoord
- kuuroord
- lustoord
- Oord
- oordnaam
- rustoord
- toevluchtsoord
- vakantieoord
- van Oort
- woonoord
toponyms
- Berkeloord
- Bommelskous
- Boschoord
- Den Oord
- Dinteloord
- Duinoord
- Emmeloord
- Evertsoord
- Feijenoord
- Fellenoord
- Frederiksoord
- Goidschalxoord
- Groenoord
- Haagoord
- Heijenoord
- Heioord
- Koningsoord
- Kortenoord
- Kreileroord
- Langenoord
- Marwijksoord
- Niesoord
- Nieuweroord
- Nieuwoord
- Oranjeoord
- Robbenoort
- Rotsoord
- Ruigoord
- Scheldeoord
- Schoonoord
- Schuilingsoord
- Sluisoord
- Tjabbesoord
- Veenoord
- Vegelinsoord
- Veilig Oord
- Vredeoord
- Walsoorden
- Wilbertoord
- Wilhelminaoord
- Wilhelmsoord
- Willemsoord