oorlogsschip
Dutch
Etymology
Compound of oorlog (“war”) + -s- + schip (“ship”).
Pronunciation
- IPA(key): /ˈoːr.lɔxˌsxɪp/
Audio: (file) - Hyphenation: oor‧logs‧schip
Noun
oorlogsschip n (plural oorlogsschepen, diminutive oorlogsscheepje n)
- warship, combat ship
- Synonyms: krijgsschip, oorlogsbodem, oorlogsvaartuig
- Het oorlogsschip patrouilleerde de kustlijn om piraterij te bestrijden.
- The warship patrolled the coastline to combat piracy.
- Het oorlogsschip was uitgerust met geavanceerde wapens en communicatiesystemen.
- The combat ship was equipped with advanced weapons and communication systems.
- Het oorlogsschip was onderdeel van een internationale vloot die opereerde in conflictgebieden.
- The warship was part of an international fleet operating in conflict zones.
Hyponyms
- duikboot
- fregat
- kernonderzeeër
- korvet
- mijnenveger
- onderzeeboot
- onderzeeër
- slagschip
- snek
- triëre
- vliegdekschip
Descendants
- Negerhollands: oorlogskip