opdienen

Dutch

Etymology

From op (up) +‎ dienen (to serve).

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

opdienen

  1. to serve (food)

Conjugation

Conjugation of opdienen (weak, separable)
infinitive opdienen
past singular diende op
past participle opgediend
infinitive opdienen
gerund opdienen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular dien op diende op opdien opdiende
2nd person sing. (jij) dient op, dien op2 diende op opdient opdiende
2nd person sing. (u) dient op diende op opdient opdiende
2nd person sing. (gij) dient op diende op opdient opdiende
3rd person singular dient op diende op opdient opdiende
plural dienen op dienden op opdienen opdienden
subjunctive sing.1 diene op diende op opdiene opdiende
subjunctive plur.1 dienen op dienden op opdienen opdienden
imperative sing. dien op
imperative plur.1 dient op
participles opdienend opgediend
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

Anagrams